Interval en hardlopen, ook wel intervaltraining genoemd, betekent dat je snel hardlopen afwisselt met langzaam hardlopen. Door interval en hardlopen als training toe te passen kun je jouw snelheid verhogen. Een training met intervallen is pittig en belastend voor je lichaam. Het is daarom niet een geschikte training voor beginners.
Hoe ziet een intervaltraining eruit?
Je begint een intervaltraining met een warming-up. Begin bijvoorbeeld met het losmaken van je gewrichten en vervolgens opwarmen van je lichaam door rustig in te lopen. Je maakt je spieren warm zodat die de extra inspanning die je gaat leveren tijdens de intervaltraining goed aan kunnen. Hierna start je met de interval. De hoeveelheid, afstand of tijd, is afhankelijk van jouw hardloopschema.
Train je voor een korte afstand zoals de 5 kilometer dan zijn de intervallen vaak korter, het aantal herhalingen en het tempo zijn hoog. Bijvoorbeeld 10 x 200 meter. Na elke interval neem je rust, meestal is deze de helft van de snel gelopen afstand in dit voorbeeld dus 100 meter. De 100 meter kun je wandelen of dribbelen. Wandelen heeft als voordeel dat je frisser aan je volgende 200 meter begint en minder snel vermoeid bent. Je kunt ook kiezen voor een dribbelpauze. Je bent dan wat minder fris en zult dan sneller vermoeid raken, wat ook een goede training kan zijn.
Een marathonloper doet in de regel langere intervallen in een lager tempo, bijvoorbeeld 3 x 3000 meter met 1500 meter rust. Het mooie (en lastige!) is dat dit niet per sé de opzet is die je moet hanteren. Bij intervallen is oneindig veel variatie mogelijk. Een bekende variant is bijvoorbeeld de piramide interval. Je loopt dan bijvoorbeeld 200 – 400 – 800 – 1600 – 800 – 400 – 200 meter, afgewisseld met rust. Je sluit de training altijd af met rustig uitlopen.
Comment Section
0 reacties op “Interval en hardlopen”